‘Mijn vader zit in de wijnperen,’ zeiden we vroeger als iemand vroeg ‘wat doet je vader?’ Die vraag kwam regelmatig aan de orde op school als we een nieuwe juf of meester kregen. In de eerste twee klassen hadden we juffrouw van Dijk. Deze aardige, lieve juf zat met een duim in haar mond voor de klas.
De juf van de derde en vierde gedroeg zich ronduit streng. In onze ogen was ze rijk. Ze woonde, samen met haar moeder, in een chique laan én ze hadden een televisie. Op woensdagmiddag mochten de besten van de klas – ik was ook zo’n witvoetje – in dat deftige huis televisie kijken.
De juf en haar moeder vroegen een stuiver entree voor hun privé bioscoop, maar dan kreeg je ook een glaasje ranja. Na vier keer, kwam er een eind aan onze televisie-uitjes. Het werd juf en haar moeder te veel dat we na de belevenissen van Flip de tovenaarsleerling opgewonden en uitgelaten joelend en schreeuwend door het huis renden. We sjeesden de brede houten trap op naar boven en gleden over de leuning naar beneden. Onze wanhopige juf en haar met een vaatdoekje gewapende moeder werkten ons voor eens en altijd de deur uit.
Een paar weken later kregen alle kinderen een spreekbeurt. Iedereen moest iets vertellen over het beroep van zijn of haar vader. ‘Mijn vader zit in de wijnperen,’ begon ik en draaide mijn verhaal af. Het was een fantasie van mijn papa en mij. ‘Hij maakt zoete wijn van peren. Eerst bakt hij ze in een heel grote ketel en dan perst hij ze uit. Maar soms blijf hij met de gebakken peren zitten.’
De juf geloofde er helemaal niks van, zei ze. ‘In Nederland wordt geen wijn gemaakt. Laat staan wijn van peren. Ik wist al wel dat jij een grote mond kon hebben,’ wees ze mij terecht doelend op ons gejoel op haar trap, ‘maar dat je ook nog zo kunt liegen…’ Ze had er geen woorden voor. Ik kreeg een -1 voor mijn spreekbeurt.
Thuis vertelde ik huilend over het debacle, ik had nog nooit zo’n slecht cijfer gehad. Mijn moeder vond het een verschutting, zei ze. Mijn vader lachte de tranen in zijn ogen en zei: ‘Degene die voor schut gaat is die juf niet jij. Fantasie en durf, daar kom je verder mee, vergeet dat nooit.’
Ik ben het nooit vergeten dus schrijf ik.