Over Poëzie Sacha Voogd
‘Poëzie is vijf woorden schrijven, twee uur
uit het raam staren en dan vier woorden schrappen,’ hoorde ik ooit.
Ik heb een haat/liefde verhouding met poëzie. Ik lees ze graag, gedichten: rake
woorden, niets teveel, zinnen die een beeld oproepen dat direct het hart raakt.
Zelf schrijf ik ze zelden.
Dat is niet altijd zo geweest. Als puber waren mijn gedichten heftige,
emotionele explosies, en ook later, in tijden van vertwijfeling, bood de poëzie
een uitlaatklep.
Tot ik een serieuze schrijversopleiding ging volgen. Daarbij hoorde ook een
blok poëzie. De docent maakte al direct duidelijk dat hij het onmogelijk achtte
ons in zes weken tot volwaardige dichters op leiden. De opdracht was duidelijk:
iedere week moesten we drie gedichten inleveren.
De docent was streng en nam geen blad voor de mond. Al bij de tweede les was
hij duidelijk over mijn huiswerk. ‘Dat eerste en dat derde gedicht kun je
meteen weggooien,’ vond hij. ‘Dat is niets. Dat tweede gedicht is wel aardig,
want daar kun je precies zien wat er mis gaat.’
Met de moed der wanhoop volgde ik de resterende lessen en bij het inleveren van
het eindwerk kon er zelfs een klein compliment af: ‘Het is toch nog redelijk
gelukt bij jou, dat dichten.’
Tegenwoordig schrijf ik vooral gedichten als ik een van de schrijfcafés bezoek
waar ze als opdracht gegeven worden. Haiku’s, elfjes, een woordgedicht of een
pantoum. Spelen met woorden in een min of meer vaste setting, waar het resultaat
niet altijd naar mijn zin is maar me een enkele keer kan verrassen.
En heel soms, als er iets gebeurt in mijn leven dat zó heftig is dat het
moeilijk in een verhaal te vangen is, vloeit er toch een gedicht uit mijn pen.
Al laat ik dat zelden aan anderen lezen.